Bron: Volkskrant
5 oktober 2018 – Je clicks, swipes en tikgedrag kunnen een depressie voorspellen, zegt deze neurowetenschapper
INTERVIEW TOM INSEL
Decennialang zocht psychiater en neurowetenschapper Tom Insel naar de biologische oorzaken van depressies. Tevergeefs. Nu gooit hij het over een andere boeg: hij ontdekte dat de manier waarop smartphonegebruikers klikken en swipen van alles verraadt over hun geestelijk welzijn. Soms meer dan ze zelf weten.
‘Wat ik even fascinerend als ironisch vind is dat we jarenlang heel veel geld hebben uitgegeven aan allerlei technieken om objectieve maatstaven te vinden voor psychische ziekten en dat we nu uitkomen op een apparaat dat iedereen al in zijn broekzak heeft.’ Neurowetenschapper Insel heeft het uiteraard over de smartphone, een apparaat met twee gezichten.
Waar het tegenwoordig bijna altijd gaat om de nadelige invloed van het veelvuldige gebruik, ziet Insel de smartphone ook als een oplossing voor een aantal hardnekkige problemen. Op een leeftijd dat de meeste mensen met pensioen gaan, begon de Amerikaan – nu 66 – vorig jaar een startup.
Insel is namelijk nog lang niet klaar. Met zijn bedrijf Mindstrong hoopt hij een app te kunnen ontwikkelen die mensen met psychische aandoeningen kan helpen door ze vroegtijdig te waarschuwen. De app moet eerder zien dat er een verandering op til is dan de patiënt zelf. Die belofte is nogal wat, dat weet Insel als geen ander. Hij is niet een van de vele techjongens uit Silicon Valley die met hun ongebreidelde geloof in technologie wel even denken een oplossing te hebben voor problemen die al tijden spelen. Nee, Insel was dertien jaar lang directeur van het National Institute of Mental Health, in Bethesda, Maryland. Hij schreef een reeks boeken over neurobiologie en obsessief-compulsieve stoornissen, maar werd vooral bekend door zijn onderzoek naar oxytocine, het ‘knuffelhormoon’ dat een belangrijke rol speelt bij de vorming van menselijke relaties en onderlinge aantrekkingskracht.
In 2015 stapte Insel nogal onverwachts over naar Verily, Google’s zusterbedrijf dat zich bezighoudt met gezondheidstechnologie. Verily staat daarin bepaald niet alleen: heel Silicon Valley heeft een meer dan normale belangstelling voor alles wat met gezondheid heeft te maken. De belofte is telkens: de mens wordt gezonder met dank aan constant metende gadgets en kunstmatige intelligentie. Verily is in deze wereld een van de beste plekken om te zitten, zou je denken. Maar Insel hield het na nog geen twee jaar voor gezien.
Waarom ging u zo snel weg bij Verily?
‘Verily houdt zich bezig met healthtech in de breedste zin des woords. Van kanker tot hartfalen, een heel arsenaal aan aandoeningen. Geestelijke gezondheid is daar slechts een van de vele onderdelen. Ik wil me specifiek op dat onderwerp richten en er producten voor ontwikkelen. Een eigen bedrijf met een eigen team geeft me die mogelijkheid.’
Wat wilt u precies met Mindstrong?
‘Ons doel is gezondheidszorg te bieden die gebaseerd is op metingen en data. Heel lang was de hoop objectieve maatstaven te vinden om mentale aandoeningen te meten. Biomarkers noemen we die. Maar in tegenstelling tot bijvoorbeeld bij diabetes is dat niet gelukt. Voor psychose, depressie of angst hebben we simpelweg geen objectieve maatstaven gevonden, zoals suikerwaarden in het bloed. Mindstrong is opgezet om dat soort biomarkers toch op te sporen. Maar dan niet door een patiënt in een MRI-scanner te leggen of bloed af te nemen. Nee, het gaat om een heel ander soort: digitale biomarkers. Ik ben ervan overtuigd dat die de kwaliteit van de zorg gaan verbeteren.’
Dat is nogal een breuk met uw verleden, waarin u zich intensief bezighield met het zoeken naar biologische biomarkers. Zit deze zoektocht op een dood spoor?
‘Het is heel moeilijk gebleken via scans of genetica bruikbare signalen te vinden. Niet dat we het niet geprobeerd hebben, o nee. We hebben de afgelopen dertig jaar geprobeerd biomarkers te vinden die gebaseerd zijn op bloed of MRI-scans. Dat heeft weinig opgeleverd waar de individuele patiënt wat aan heeft. Bovendien maken dat soort scans de zorg uiteindelijk duurder en dus minder toegankelijk. Aandoeningen als depressie zijn niet te linken aan een enkel gen of hersengebied; het is een complex netwerk. Maar uiteindelijk komt zo’n aandoening tot uitdrukking in gedrag. Om die ziektes beter te begrijpen, moeten we het gedrag van individuen dus beter begrijpen. De smartphone biedt daarvoor een uitkomst.’
NEDERLANDSE PSYCHO-APPS
Ook in Nederland ontwikkelen onderzoekers apps die gegevens verzamelen en zo moeten helpen bij het reduceren van psychische problemen. Voorbeelden zijn de apps ‘Hoofdzaken’ en ‘Psymate’, beide uit de koker van de vakgroepen Psychiatrie en Psychologie van het UMC Utrecht en Maastricht UMC. Jim van Os, hoogleraar bij deze laatste instelling, ziet de apps als handvatten voor mensen die kwakkelen met hun geestelijke gezondheid. De apps werken anders dan Mindstrong: gebruikers krijgen op gezette tijden het verzoek zelf hun stemming en activiteiten in te vullen. Dit digitale dagboek moet zo helpen gedrag beter te sturen door op bepaalde situaties te anticiperen of die juist te vermijden.
De methode waar Insel gebruik van maakt is verrassend simpel. Of liever: verrassend beperkt. Mindstrong meet niets meer dan de reactietijden van mensen via de aanslagen op hun smartphone. Insel gelooft daar meer in dan in andere data die afkomstig zijn van telefoons, zoals apps die slaap, calorieverbruik, bloeddruk of hartslag meten.
Insel: ‘Hoe tik je, hoe scroll je? Alles wat je op je telefoon doet, registreren we. Scroll, click, delete, toets, toets, toets, delete, toets, spatie, toets, scroll. Dat soort routines, en dan continu. Dit levert zo’n duizend verschillende ‘digitale biomarkers’ op. Het klinkt simpel, maar het is heel complex. We kunnen de kleinste afwijkingen registreren. We verzamelen dagelijks al die gegevens en vervolgens laten we er kunstmatige intelligentie op los om ze te analyseren en de relevante signalen eruit te filteren. Met deze biomarkers willen we op een objectieve manier begrijpen hoe de hersenen werken, hoe mensen denken, zich voelen, zich gedragen. We spenderen zoveel tijd op onze telefoon – dat geeft gigantische hoeveelheden informatie.’
Een digitale rookmelder
In de praktijk moet dit alles resulteren in wat Insel een ‘digitale rookmelder’ noemt: de app waarschuwt de patiënt of diens zorgverlener dat er iets aan de hand is. Dat er bijvoorbeeld een depressie aankomt zonder dat de patiënt het zelf door heeft. Of juist andersom: dat het de goede kant opgaat zonder dat hij dat zelf al merkt. In het eerste geval kan de patiënt maatregelen nemen, in het tweede kan de melding een steun in de rug betekenen. Allemaal op basis van verschillen in reactietijden en scrollgedrag.
Die analyses zijn overigens ingewikkelder dan het misschien klinkt, legt Insel uit. Het is niet zo dat bijvoorbeeld twee keer sneller typen een aanwijzing is dat er een psychose aankomt. Het gaat om subtiele verschillen binnen complexe combinaties van type- of klikgedrag. Alleen de computer kan die opmerken, door uitgebreide analyses met kunstmatige intelligentie.
Hoe bent u op dit nogal onorthodoxe idee gekomen?
‘Het was helemaal niet mijn idee. Het kwam van onze oprichter Paul Dagum. Hij heeft een totaal andere achtergrond. Hij komt niet uit de gezondheidszorg, maar uit de wereld van de cybersecurity. Een van zijn taken als directeur van een beveiligingsbedrijf was om aanvallers – hackers – te identificeren. Dat is lastig omdat ze verschillende mailadressen en verschillende computers gebruiken waarmee ze ergens proberen binnen te komen. Paul kwam erachter dat ze wel een digitale vingerafdruk achterlaten. Letterlijk. Ze typen op een zeer persoonlijke manier, te vergelijken met een handschrift. Uiteindelijk werd dat een veel gebruikt forensisch hulpmiddel om hackers te identificeren. Subtiele verschillen zeggen heel veel. Zo heeft deze techniek zijn weg gevonden richting de gezondheidszorg.’
U zet zwaar in op data, maar dat is niet onomstreden. Schrijvers en filosofen als Yuval Noah Harari en Evgeny Morozov hebben al enige tijd scherpe kritiek op mensen die een blind geloof in data hebben. Alsof je de mens kunt reduceren tot een berg gegevens. Bent u zo’n naïeve cijferfetisjist?
‘Ik ken de kritiek, maar ik beweer niet dat subjectieve gegevens oninteressant zouden zijn. Integendeel. Ik vind het gat tussen het subjectieve en objectieve interessant. We hebben beide nodig. Misschien zullen we over een jaar of vijf of tien beter begrijpen hoe mentale ziektes werken, juist op basis van dat gat: als we zien dat de subjectieve ervaring van mensen compleet uit de pas loopt met hun objectieve data. Maar nu hebben we die objectieve data nog niet. Onvoldoende althans. We komen steeds verder.
‘Vroeger grapten we weleens dat de enige objectieve biomarker voor een bipolaire stoornis je creditcardafschrift is. Nadert een patiënt een nieuwe manische golf, dan begint hij ineens in rap tempo geld uit te geven. En zo gek is dit idee helemaal niet. We hebben dat soort informatie nodig, over gedrag in de echte wereld. We zijn geneigd om te denken dat we zelf het beste kunnen beoordelen hoe ‘goed’ onze hersenen functioneren. Dat is niet altijd zo, maar we hebben dat vaak pas door als we objectieve getallen zien.
‘Kijk naar alcohol. Een van onze medewerkers dronk een keer een paar margarita’s en sms’te daarna wat vrienden. Omdat ze onze app gebruikt, zag ze dat een paar van haar biomarkers radicaal waren veranderd door die paar uurtjes in de bar. Ze was helemaal verbaasd. Het is dus juist prettig om objectieve maten te hebben waarmee mensen dingen over zichzelf kunnen leren.’
Verzekeraars zullen veel belangstelling hebben voor de data die Mindstrong 24 uur per dag verzamelt. Met wie deelt u de gegevens eigenlijk?
‘Alle gegevens blijven bij ons. Ze gaan niet naar verzekeringsmaatschappijen. We zijn ook niet geïnteresseerd in de inhoud die mensen tikken. We nemen geen spraak op, geen locatiedata. Het zijn je eigen data, alleen jij en je behandelaar zien ze. We zijn geen Big Brother. We denken dat we op deze manier genoeg signalen hebben om de juiste informatie eruit te halen.’
En wat als de app ten onrechte zegt dat het slechter met je gaat?
‘Dat vind ik niet zo erg. Het ergste is dat je een onnodig belletje van je dokter krijgt dat je moet opletten. Eerlijk gezegd ben ik eerder bang voor het omgekeerde, dat we iets missen. Dat iemand suïcidaal wordt zonder dat we het zien. Dat moeten we onder de knie zien te krijgen. We zijn iets op het spoor wat nuttig kan zijn als biomarker voor depressies en dat maar weinig van dit soort verkeerde voorspellingen maakt.’
Mindstrong heeft nog in ieder geval tot komende zomer nodig om teststudies af te ronden. Daarna moet het eerste product op de markt komen, ‘hopelijk nog in 2019’. Niet als app die iedere consument kan downloaden, maar als product voor behandelaars. Insel: ‘Hoe mooi zou het zijn dat een dokter contact met je opneemt als je depressief bent en zegt: ‘Hé, we weten dat je het zelf nog niet voelt, maar wij zien dat het de goede kant met je op gaat.’