Bron: Volkskrant
5 oktober 2018 – In onze samenleving ligt een depressie snel op de loer, hoe voorkom je dit?
Twee Britse schrijvers, beiden chronisch depressief en angstig, gaan elk in een boek op zoek naar oorzaken en oplossingen voor hun psychische sores. Waar de een het klein houdt – ‘elke tijd zijn eigen problemen’ – eindigt de ander bijkans bij de anti-psychiatrie. Maar hun wenken zijn nuttig.
De Britse schrijver Matt Haig is vierentwintig en vrolijk aan het lummelen op Ibiza als hij out of the blue door een depressie wordt overvallen. Een zware depressie. Binnen een paar dagen staat hij op een klif naast zijn vakantiehuis moed te verzamelen om zich eraf te gooien. Hij doet het niet en worstelt in plaats daarvan nog jaren depressief en angstig door. Met hulp van zijn vriendin krabbelt hij tenslotte overeind en begint aan zijn carrière als schrijver van succesvolle romans.
HOE KOM JE UIT BED?
1.Wakker worden.
2.Telefoon pakken.
3.72 minuten op je telefoon staren.
4.Zuchten.
5.Uit bed stappen.
Eventueel proberen, af en toe, fase twee tot en met vier over te slaan.
(Uit: Matt Haig: Planeet paranoia)
Pas in 2015, vijftien jaar na Ibiza, schrijft hij voor het eerst over deze zwarte periode in het autobiografische Redenen om te blijven leven. Het wordt in Engeland een instant bestseller en levert Haig een stortvloed aan reacties op van lezers die zich herkennen, troost zoeken of hem om raad vragen. In de hoop dat anderen wat aan zijn ervaringen hebben schrijft hij een tweede boek, Planeet Paranoia, over hoe hij in het dagelijks leven de altijd op de loer liggende depressies en angsten te snel af probeert te zijn.
Serotonine-tekort
De Britse journalist Johann Hari is 18 als hij begint met het slikken van antidepressiva, na al vanaf zijn prille jeugd geplaagd te zijn door niet te stelpen huilbuien en sombere gevoelens. De dokter die hij op zijn 18de bezoekt, vertelt hem dat het om een gebrek aan evenwicht in de hersenen gaat, een tekort aan serotonine dat met het juiste medicijn te verhelpen valt. Hari is 31 als hij met de medicatie ophoudt, omdat zijn depressies met iedere hogere dosering, steeds wel even bedaren, maar nooit blijvend.
Hij komt tot de conclusie dat het simpele serotonine-verhaal van de dokters zwaar tekortschiet en gaat op zoek naar de echte oorzaken van depressies. Met dat doel reist hij drie jaar lang zo’n zestigduizend kilometer over de hele wereld om vooraanstaande wetenschappers en patiënten te interviewen. In Verbinding verbroken laat hij zien wat de zoektocht hem heeft opgeleverd en geeft hij aanbevelingen voor een levenswijze die depressies minder kans zou geven.
Twee Britse schrijvers, beiden chronisch depressief en angstig, beiden ongevoelig voor medicatie, beiden op zoek naar maatregelen die de kans op depressies verkleinen. En toch twee totaal verschillende boeken.
Depressieliteratuur
Wat de boeken nog bindt is dat ze een nieuwe trend in de depressieliteratuur lijken aan te geven. Beide schrijvers zoomen niet in op de ellende die je tijdens een depressie doormaakt (zoals Hari opmerkt: ‘Dankzij de mensen die dat taboe decennia geleden hebben doorbroken, hoef ik niet ook zo’n boek te schrijven’) maar op de aanleidingen en oorzaken. En beiden kijken daarbij naar de veranderingen in de samenleving die ze als een prima kweekbodem beschouwen voor burn-outs, angsten en depressies.
De zorg dat veel van die veranderingen niet per se goed zijn voor ons geestelijk welzijn wordt vrij algemeen gedeeld. Haig doet een greep uit het soort recente krantenkoppen waarmee we inmiddels allemaal vertrouwd zijn: ‘Waarom reizen zelfmoordcijfers overal ter wereld de pan uit?’, ‘Zorgwekkend meer mensen slikken pillen tegen stress’, Instagram slechtste app voor geestelijke gezondheid van jongeren’, ‘Krijgen we allemaal ADHD van internet?’, ‘Chronische eenzaamheid een epidemie van deze tijd’.
Voeg aan die toegenomen onrust toe dat medicatie tegen stress, angsten en depressies steeds meer onder vuur zijn komen te liggen omdat hun effectiviteit te wensen overlaat, en dat de bezuinigingen in de zorg langdurige therapie tot een luxevoorziening met lange wachttijden maken, en je komt vanzelf op het punt waarop beide schrijvers aanlanden: wat kan ik zelf doen om te voorkomen dat de stress me (opnieuw) mee de afgrond intrekt? In het antwoord op die vraag scheiden hun wegen.
Rust in het hoofd
Haig blijft dicht bij zijn eigen ervaringen. In een afwisseling van korte, onafhankelijke hoofdstukjes en lijstjes schetst hij hoe de moderne westerse wereld het voor hem lastig maakt om de rust in zijn hoofd te bewaren. De grootste boosdoener in het verhaal is de overvloed aan informatie die ongevraagd op ons afkomt: de voortdurende nieuwsupdates; de stortvloed aan reclameboodschappen die ons een slecht gevoel over onszelf aanpraten (je bent pas mooi, slank, vitaal en gelukkig als je ons product aanschaft); de mogelijkheid te allen tijde films en series te bekijken, ook als je al lang in bed had moeten liggen (zoals de baas van Netflix ooit zei: niet andere streamingsdiensten zijn de belangrijkste concurrenten van Netflix, maar slaap); en natuurlijk de sociale media.
Het internet, dat zich als een zenuwnet over de hele wereld uitspreidt en iedereen met elkaar verbindt, is voor Haig een van de belangrijkste triggers die de onrust in zijn hoofd naar de rand drijven. En toch, laten ook zijn lijstjes zien, kan hij er maar moeilijk van wegblijven. In het lijstje met de titel ‘Wat ik op internet minder zou moeten doen’ staan rusteloze gewoontes als ‘mijn lijst van binnengekomen tweets aflopen in plaats van te ontbijten’, ‘mijn eigen naam googlen’, ‘checken hoe een tweet/foto/statusupdate het doet’, ‘ziektesymptomen en zelfdiagnoses googlen’ en vooral ‘offline willen gaan maar het niet doen’.
De opzet van Planeet Paranoia lijkt met zijn van de hak op de tak springende teksten, gedachtespinsels en tips in eerste instantie chaotisch, maar dat valt mee. Behalve dat het boek gemakkelijk leest, geven de teksten bij elkaar een aardig beeld van een wereld die in een stroomversnelling is geraakt en van het effect daarvan op mensen die, zoals Haig, rust nodig hebben om depressies op afstand te houden. Haig streeft niet naar algemene geldigheid van wat hij schrijft. Hij wijst ook niet naar de huidige samenleving als dramatisch beroerder georganiseerd dan die in vroegere tijden. Andere tijden, andere problemen. De intentie van zijn boek schuilt vooral in het besef dat het feit dat ‘elke generatie strijd levert met zijn eigen specifieke problemen, niet betekent dat we lijdzaam achterover kunnen leunen als het om onze eigen cultuur gaat. En het is geweldig – bevrijdend – dat als onze angst deels een product van onze cultuur is, we er ook iets aan kunnen veranderen door onze reactie op die cultuur te veranderen.’
Essentiële verbindingen
De inzet van Hari’s boek is aanzienlijk ambitieuzer. Op zoek naar de ‘ware oorzaken van depressie’, zoals de ondertitel van zijn boek belooft, vindt hij een aantal voor de mens essentiële verbindingen – met een gemeenschap, met de natuur, met zinvol werk, met zinvolle waarden, met gelijkheid – die in de moderne tijd verbroken zijn. Herstel je die verbindingen, aldus Hari, dan neem je de voedingsbodem voor depressies weg en heb je geen antidepressiva meer nodig.
Zijn zoektocht naar bewijzen voor zijn stelling brengt hem over de hele wereld en dat levert soms mooie verhalen op. Zoals het verhaal van de vereenzaamde, aan een rolstoel gebonden Turkse vrouw in de Berlijnse achterstandswijk Kotti. Op een dag plakt ze een briefje op haar raam met de tekst dat ze een einde aan haar leven gaat maken voordat een week later de deurwaarders haar opgelopen huurschuld komen opeisen. Het briefje zet een reeks gebeurtenissen in gang. Er kloppen voor het eerst mensen bij haar aan, er worden acties georganiseerd om tegen de veel te hoge huren te protesteren, buren die elkaar eerder nooit spraken houden twee aan twee de wacht bij blokkades, de huur wordt aan banden gelegd en de vrouw voelt zich zo gesteund dat ze geen zelfmoord pleegt.
‘Vóór de acties,’ vertelt een buurtgenoot, ‘waren veel mensen depressief. Ze zonderden zich af…. zwaar depressief. Onder de medicijnen… Maar door die acties werden ze weer heel politiek bewust. Het was een soort therapie voor ons.’
De ware oorzaken?
Hari vertelt geen onzin over de maatschappelijke factoren die een rol kunnen spelen bij het wegzinken in een depressie. En hij zet ze, gesteund door voorbeelden en onderzoek, overtuigend op een rij. Niemand zal ook ontkennen dat factoren als eenzaamheid, verlies van werk, een gebrek aan toekomstperspectief, het voortdurend najagen van statusverhoging en materiële zaken een funeste uitwerking kunnen hebben op ons mentale evenwicht.
Maar zijn ze ook, zoals hij claimt, de ‘ware oorzaken’ van depressie? Hari schuift biologische factoren niet volledig terzijde: ‘Het is dwaasheid om te beweren dat depressie en angst geen biologische component kennen’, maar hij maakt ze ondergeschikt aan de maatschappelijke factoren die naar zijn idee tot dusver te veel gebagatelliseerd zijn: ‘Omdat we het probleem nooit correct hebben geformuleerd, hebben we tot dusver steeds gebrekkige oplossingen gevonden.’ Met dit soort stelligheid doet hij niet alleen psychiaters onrecht – die impliciet in zijn verhaal allemaal met oogkleppen op achter het serotonine-verhaal aanhollen – maar toont hij ook weinig historisch besef.
Vanaf de vroege geschiedenis van de psychiatrie is er geen periode geweest waarin niet erkend werd dat zowel biologische als psychologische en maatschappelijke factoren als oorzaak van depressies aan te merken zijn. Het benadrukken van één van die factoren, het zij de biologische, hetzij de maatschappelijke, is keer op keer op een teleurstelling uitgelopen. Dat geldt op het moment voor de antidepressiva, waar de afgelopen decennia veel van verwacht werd. Die verwachtingen zijn niet waargemaakt en in die zin volgt Hari met zijn verhaal de tijdgeest. Maar door depressies voor te stellen als een gezonde reactie op een zieke samenleving begeeft hij zich op terrein dat in de jaren zestig van de vorige eeuw opgang deed, doorgaans aangeduid met de term anti-psychiatrie, en die niet minder op een teleurstelling uitliep.
CHEMISCHE ONBALANS
Ik zou de jongen die ik was willen vertellen:
‘We zijn heel slecht geworden in het voldoen aan psychologische behoeften, en dat is een cruciale reden waarom jij – en zoveel mensen in je omgeving – angstig en depressief zijn. Je lijdt niet aan een chemische onbalans in je brein. Je lijdt aan een sociale en spirituele onbalans in onze manier van leven. Veel meer dan je tot nu toe is verteld: het ligt niet aan je serotonine, het ligt aan de samenleving. Biologische aanleg kan je verdriet versterken, dat is zeker zo. Maar het is niet de oorzaak. Het is niet de plek om te zoeken naar de voornaamste verklaring, of de voornaamste oplossing’
(Uit: Johann Hari: Verbinding verbroken)
Trial en error
Hari lost met zijn drie jaar durende zoektocht naar de oorzaken van depressies niet op wat de psychiatrie al eeuwen bezighoudt en nog nooit tot eenduidige antwoorden geleid heeft. Zoals de Utrechtse hoogleraar psychiatrie Jim van Os onlangs zei in een interview met de Volkskrant over de psychiatrie: ‘Het is een mooi vak, maar we moeten bescheiden zijn. Wat de wetenschap ons leert, is dat patiënten vooral veel baat hebben bij een goede relatie met hun behandelaar. Voor de rest is het vooral trial en error.’
Hari’s zoektocht naar de ware oorzaken van zijn depressies en Haigs nuchtere ‘andere tijden, andere problemen’, lijken haaks op elkaar te staan. Maar als het aankomt op wat ze in hun eigen leven doen om het hoofd boven water te houden in turbulente tijden zijn ze opmerkelijke eensgezind: gebruik van sociale media verminderen, meer tijd doorbrengen met vrienden en familie, minder tijd en aandacht besteden aan, zoals Hari schrijft ‘het opkrikken van mijn ego door te streven naar materiële bezittingen en een superieure status’, vaker de natuur in, reclameboodschappen mijden, mediteren en, meer algemeen, triggers vermijden waarvan je weet dat je er gedeprimeerd van raakt.
Het zijn geen oplossingen, en ook geen aanbevelingen waar je zelf niet op kunt komen. Maar door het allemaal op een rij zetten kunnen beide boeken mensen in vergelijkbare omstandigheden net dat duwtje in de rug geven dat ze nodig hebben.
Door: Ranne Hovius